Compositie voor landschappen

Oefening

Teken een aantal vlakken en plaats daarin een horizon en één boom. Varieer met een (hele) hoge of (hele) lage horizon of (bijna) in het midden en met de boom in het midden, link, rechts, helemaal achter, etc. Een dikke boom, een dunne boom, een scheve boom een klein boompje, etc. Hieronder een voorbeeldje.

Kijk er eens naar, van een afstandje, door je oogharen, op zijn kop en weer gewoon. Welke compositie spreekt aan? Welke juist niet? Geef ze een waardering: de beste een ++, de slechtste een – –  en de anderen iets daar tussen.

Waarschijnlijk heb je bij de composities die je aantrekken een paar van onderstaande regels onbewust toegepast. Lees ze één voor één en kijk bij welke je het herkent. Kijk of de compositie die je het hoogste hebt gewaardeerd inderdaad goed aan één of meer van de regels voldoet.

En daarbij geldt: er zijn altijd uitzonderingen! Er zijn beroemde schilderijen die de spot drijven met deze regels. Misschien heb je wel een nieuwe regel ontdekt 😉 Dus: gebruik ze, maar niet te star. Speel er mee. Zit je vast? Kijk naar de regels. Loopt het zonder regels goed? Mooi zo, laat die regels lekker links liggen!

Compositieregels

De regel van derden

Werken vanuit het middelpunt is wat voorspelbaar en levert daardoor niet snel een spannende compositie. De regel van derden verdeelt een beeld in negen vlakken. Plaats je meest markante elementen op één lijn met deze lijnen. Doe dit ook met de horizon

standpunt/perspectief

Bij een kikkerperspectief kijkt je vanaf een laag standpunt en steken mensen, bomen, gebouwen altijd boven de horizon uit – of je de horizon nou hoog of laag op je papier ziet.

Bij een ooievaarsperspectief kijk je vanaf een hoog standpunt en blijft alles wat lager is dan jouw ogen dus onder de horizon.

De gulden snede

De verhouding 1: 1,618 wordt val esthetisch gezien. Als je het onderwerp dus op die plek zet, zou het er fijn uit moeten zien. Dat is overigens niet eens zo heel veel van een verhouding 1/3 : 2/3  (de regel van derden) of van 5 : 8 verschillend, wat maar weer aangeeft dat je er niet je liniaal bij moet pakken, maar het ook prima op het gevoel gaat.

Van links naar rechts

We lezen van links naar rechts. Onbewust doen we dat ook zo met een plaatje. Zorg dat je links voor iets in de voorgrond plaatst en recht(boven) eindigt met een markant element in de achtergrond.

Kijkrichting

Het onderwerp moet altijd meer ruimte moet krijgen in de richting waarin het kijkt of beweegt. Een boom die naar rechts overhelt, plaats je dus links in het beeld. Een vogel die naar links vliegt, positioneer je rechts in beeld. Doe je dat niet, dan lijkt het alsof het onderwerp tegen de rand aankijkt en gevangen zit in het kader. Uiteraard bestaan er ook op deze regel uitzonderingen. Wil je meer spanning in het beeld creëren? Plaats dan het onderwerp wel dichter bij de rand. Het beeld wordt hierdoor minder statisch en je krijgt een gevoel van actie en dynamiek.

Evenwicht

Een tekening is als een weegschaal, zorg dat deze in balans blijft en dat er dus overal voldoende gebeurt. Een groot homogeen vlak moet gecompenseerd met een klein krachtig detail in volledig andere kleur, licht/donker of structuur.

Lagen

Voorgrond: details, achtergrond: vaag. En eventueel een laag er tussen. De lagen moeten elkaar aanvullen: een druk landschap verlangt een rustige lucht en onweerswolken komen goed uit boven een rustig landschap. Maar je kunt ook wolkenplukjes laten spiegelen met landschapsplukjes

Structuur

Grote vlakken (voorgrond, achtergrond) kunnen snel saai worden. Daarom moet er iets gebeuren, en dat zijn meestal lijnen, elementen of structuren.
Tenzij je natuurlijk juist voor een minimalistisch schilderij gaat. Dan heb je een interessant figuur en alles daaromheen is leeg. Dat heet dan ‘negatieve ruimte’. Je onderwerp valt dan extra op.

Slingerende lijnen

Je kunt het oog geleiden door gebruik te maken van lijnen. In landschappen worden slingerende lijnen worden daarbij als erg prettig ervaren. De lijnen moeten dan ergens richting de horizon gaan, dan leiden ze de kijker naar je tekening, maar liever niet het oog uít de tekening leiden.

Natuurlijk kader

Maak gebruik van een doorkijkje als een soort natuurlijk kader: dit schept diepte en vormt een prima decoratie wanneer de lucht vanuit zichzelf wat saai is. Dit kan bijvoorbeeld door een tak van een boom langs de zij- en bovenkant te tekenen.

Kleuren

Gebruik complementaire kleuren, maak gebruik van het kwalitatieve contrast of het koud-warm contrast. Kortom: gebruik je kennis van de kleurenleer. Die heb ik er niet voor niets bij jullie ingestampt!

Licht en donker

Ons oog trekt vaak naar de lichte plekken (het meisje in de nachtwacht) dat kun je gebruiken om een element uit je compositie te benadrukken. Met ander woorden, waar je hoofdonderwerp níet is maak je het donkerder.
Verder geldt dat als je het landschap wilt laten spreken, dat je dan je lichte plekker lichter moet maken en je donkere plekken donkerder. Denk aan de lessen van hendrik Elings! Wil je juist een sereen winterlandschapje, dan zet je de licht-donkercontrasten veel minder aan.

Oefening – Uitwerking

Nu kun je de compositie die je het meeste aansprak met deze regels misschien nóg beter maken. En je kunt ‘m uitwerken in je favoriete techniek!