Kleurenleer: Licht-donkercontrast

licht-donkercontrast: links weinig, rechts veel contrast

Voor een bepaalde verjaardag kreeg ik het boekje over kleurenleer van Johannes Itten. Dat gebruiken we voor het opfrissen van onze kleurenkennis. Voorgaande jaren hebben we het koud-warmconstrast en het complementair contrast behandeld. Nu gaan we ons verdiepen in het licht-donker contrast.

Zwart – wit

Het bekendste – en makkelijkste – licht-donkercontrast is natuurlijk zwart – wit. Diep donker zwart versus het helderste wit is het contrast aller contrasten. Daartussen zitten grijstonen. Je kunt wel 50 tinten grijs maken. (sorry – ik kon ‘m niet laten).

Kleur

Het licht-donkercontrast kun je ook maken tussen verschillende nuances (of tonen) van één kleur. Daar hebben we een oefening mee gedaan. We maakten een raster van 5 bij 5 blokjes. Die vulden we met verschillende tonen van dezelfde kleur. Dat viel knap tegen. We kwamen er al snel achter dat we 25 verschillende gradaties moesten verzinnen. (Of de vlakjes met dezelfde nuances zo over het raster verdelen dat het niet opvalt. Een soort sudoku.) Maar lekker is het wel om die vakjes te vullen; heel ontspannend.

Verschillenden kleuren

Echt moeilijk wordt het pas bij een licht-donkercontrast met verschillende kleuren. Want de kleuren werken op elkaar in. Voor je het weet zit je (ook) tegen een ander contrast aan te kijken.
Geel is de lastigste kleur, want zuiver, verzadigd geel ziet er licht uit, terwijl het eigenlijk heel donker is. Misschien omdat we de zon als geel zien? Of tekenen we de zon juist geel omdat-ie dan licht lijkt?
Ook hier hebben we een oefening mee gedaan. We maakten weer een 5 bij 5 raster, maar vulden die nu met verschillende kleuren die allemaal even licht of even donker moesten lijken. Beetje door je oogharen heen kijken, wat afstand nemen, je buurvrouw vragen… ook erg leuk om te doen.

Maar wat kun je er mee?

“Als je nog niet tevreden bent over een schilderij, kijk dan wat donkerder kan, en wat lichter kan.” Dat leerden we twee weken geleden van Hendrik Elings. Een licht-donkercontrast maakt een afbeelding levendig.

Donker trekt vaak naar de achtergrond, licht naar de voorgrond. Delen met dezelfde toon lijken bij elkaar te horen, en even ver weg te staan. Heb je in je schilderij twee dingen die aan elkaar lijken te plakken, zorg dan dat de een wat lichter en de ander wat donkerder wordt, in ieder geval op de grens.
Als je een egaal vlak hebt dat onderaan iets lichter is en geleidelijk naar boven iets donkerder, dan krijg je vanzelf een soort dieptewerking!

Heb je toch een donker onderwerp op de voorgrond, geef ‘m dan een stevig licht-donkercontrast mee, al is het maar een klein wit of geel accentje op het donkere onderwerp. Dan trekt-ie meteen naar voren. Want vooraan zie je veel licht-donkercontrast en in de achtergrond maar weinig.

Wil je ergens de nadruk op leggen? Dan kun je dat letterlijk uitlichten. Rembrandt en zijn tijdgenoten konden dat als geen ander. Dat noemen we Clair-obscur. Het is in feite het overdrijven van het licht-donkercontrast.

Het licht-donkercontrast heb je nodig om lichtpunten goed te kunnen schilderen. En dat is wat we op de volgende bijeenkomst gaan doen. Ik heb er nu al zin in!